KUNSTKIJKEN 1 (een landschap onthuld)

onthulling landschap

Het begrip compositie kennen we vooral uit de muziek. We spreken niet voor niets over ‘componisten’. Maar componeren betekent letterlijk ‘bij elkaar zetten’. Muziek componeren is aldus het bij elkaar zetten van verschillende klanken, onderbroken door stiltes. Dat kan op talloze manieren en volgens vele regels. Of desnoods helemaal geen regels.

Muzikale composities kenmerken zich door een tijdsverloop: Het één volgt consonant op het ander. In dat geval voldoet een componist aan de verwachting die een toon of melodie oproept door deze te laten volgen door een ‘logisch’ (= aangenaam) vervolg. Maar soms ook kan een compositie een onverwachte wending nemen. Dat kan door het gebruik van dissonanten. Zij brengen spanning en emotie in een compositie.
Dat kan heel emotioneel zijn, verwarrend of zelfs irritant.

Beeldtaal en compositie

Ook beeldtaal vereist compositie, omdat het anders ‘onleesbare’ beelden oplevert. Zodoende componeren schilders ook. Alleen dienen zij hun verhaal in één hapklare brok op. Niet de oren, maar de ogen moeten dit gerecht verteren. Dat kan ook aangenaam of verwarrend zijn. Als het aangenaam is vinden we het mooi. Als het verwarrend is, kunnen we het irritant vinden. Maar ook intrigerend. Als het niets van dat alles is, zegt het ons niet veel en laat het ons onverschillig; de bekende dertien in een dozijn…

Onlangs kwam ik toevallig een ansichtkaart tegen van een schilderij van Paul Cézanne*:

village-in-the-provence schilderij

Paul Cézanne (1839 – 1906)
Dorp in de Provence (1898)
Olieverf op doek (66 x 82 cm)
Kunsthalle Bremen / Duitsland

Ogenschijnlijk een alledaags plaatje van een alledaags tafereel. Het is alsof Cézanne zijn ezel lukraak ergens heeft neergezet en is gaan schilderen wat hij zag.
Maar is dat ook zo?

Beeldbepalende elementen

Laten we eens kijken naar de beeldbepalende elementen: de stammen van de bomen. Deze vertikalen staan op een horizontaal geel- en roodbruin vlak; een soort ‘podium’. Aan de linker en rechterkant zien we boompartijen die doorlopen tot de bovenkant van het doek. Als dit tot ons doordringt, zien we ineens wat Cézanne doet: Hij opent de gordijnen van een toneel en ‘onthult’ als het ware een landschap.

village-in-the-provence 5

Het landschap dat hij op deze manier ‘onthult’, past (zou het toeval zijn?) in een vierkant.
Het midden daarvan wordt gevormd door een klein, onopvallend boompje dat een beetje weggemoffeld is in de achtergrond tussen de huizen. Verdelen we vierkant vervolgens in twee gelijke delen, dan krijgen we dit:

village-in-the-provence 8

Leidmotief

Maar dit kunnen we óók weer verder opdelen. Indien we de stammen van de bomen weer als ‘leidmotief’ nemen, ontdekken we een patroon. Van links naar rechts wordt de ruimte tussen de stammen (de doorkijkjes) steeds smaller en vervolgens weer breder.
Ook opvallend: De boomkruinen vormen een driehoek waarvan het hoogste punt samenvalt met het midden van het doek.

village-in-the-provence 12

Toeval of planning?

Achter het ogenschijnlijk toevallige karakter van het tafereel (een willekeurig landschap in de Provence) schuilt een geraffineerde opbouw. Er is sprake van een ordening volgens een ritme, een patroon en een vlakverdeling waarin horizontalen (‘podium’; daken van huizen, horizon) en vertikalen (stammen) de hoofdrolspelers zijn.
Het illustreert op treffende wijze de definitie die we vinden op Wikipedia: ‘Compositie is in de beeldende kunst het ordenen van beeldelementen volgens een vooraf bepaalde strategie. Het is een poging tot creëren van orde in de chaos’.

De vraag is natuurlijk in hoeverre Cézanne de onderliggende opbouw bewust heeft uitgedacht. Of hebben intuïtie en vakmanschap de doorslag gegeven? Schilderen is natuurlijk ook (misschien wel vooral) een kwestie van dingen laten ontstaan, vertrouwen op het gevoel en gebruikmaken van toevalligheden.
Bovendien: doet het antwoord er toe? Voegt het iets toe, of doet het iets af aan wat hij ons laat zien?
Het maakt wel duidelijk dat een onderwerp van een schilderij voor Cézanne eerder een middel is om een harmonieus en vooral solide beeld te scheppen, dan een doel op zich.
Treffend is in dat opzicht een citaat over zijn werkwijze:

Om een landschap goed te kunnen schilderen moet ik eerst de geologische opbouw kennen. De volgende dag zie ik langzaam de geologische fundamenten ontstaan, de lagen, de grote vlakte van mijn doek vorm aannemen, en ik teken er in gedachten het stenen geraamte op. Ik begin me los te maken van het landschap, het te zien. Ik maak me er los van door die eerste schets, die geologische lijnen. De geometrie, de maat van de aarde’.

* Paul Cézanne behoort tot de postimpressionisten.
Samen met Vincent van Gogh en Paul Gauguin, behoort hij tot de meest invloedrijke vernieuwers van de schilderkunst van de twintigste eeuw. Van deze drie was Cézanne de meest systematische en misschien wel meest invloedrijke. Zowel zijn vormtaal en kleurgebruik lopen vooruit op het kubisme en fauvisme. De fauvist Henri Matisse zei in 1925 niet voor niets: ‘Cézanne is een soort god van de schilderkunst’.
Hij begon als impressionist, maar keerde zich daar vanaf, omdat hij het streven om vormen op te laten gaan in licht en kleur, te oppervlakkig vond. Hij zocht juist de soliditeit van de beeldtaal uit klassieke schilderkunst.

©2022 Willem Visser / ontwerp: BEELD&TAAL txtpro*nl
e943ecc8-5be2-4768-a17e-1b829b908afe 7b24d431-b33f-4266-8e00-6ec431907477

Plaats een reactie